The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


HOE INDIA HET WESTEN UIT HET SLOP HAALDE

Een van de weinig bekende feiten over Wereldoorlog II is dat India’s bijdrage aan manschappen en materiaal het Westen uit het slop heeft gehaald.

Meer dan 2,6 miljoen Indiase soldaten speelden een beslissende rol in het grootste conflict van de twintigste eeuw en hielpen Groot-Brittannië in de strijd te blijven. Indiase troepen werden naar oorlogsgebieden gestuurd over de hele wereld. Ze belaagden de Duitse tankdivisies in Afrika, bevochten de Japanners in Burma, namen deel aan de invasie van Italië en speelden een belangrijke rol in de strijd in het Midden-Oosten.

Even beslissend was de Indiase materiële hulp. Wapens, ammunitie, hout, staal en vooral voedsel werden in grote hoeveelheden verscheept -men zou kunnen zeggen ontvreemd- naar Europa.

De afhankelijkheid van Brittannië aan India was bijna volledig. Zelfs tijdens Wereld Oorlog I (1914-18) was India’s bijdrage enorm. De New York Times schreef in 1918: “De wereld moet aan India betalen wat India vraagt, want zonder de Indiase bijdragen zou het moeilijk geweest zijn de oorlog te winnen.” In Wereld Oorlog II was de omvang van India’s aandeel nog verscheidene keren groter.

Veldmaarschalk Claude Auchinleck, vanaf 1942 opperbevelhebber van het Brits-Indiase leger, bevestigde dat de Britten de oorlog niet waren doorgekomen zonder het Indiase leger.

Zelfs de racist en volkerenmoordenaar (hij was rechtstreeks verantwoordelijk voor de dood door verhongering van drie miljoen mensen in Bengalen tijdens Wereld Oorlog II, in de geschiedenis de verschrikkelijkste door de mens veroorzaakte hongersnood), de Britse eerste Minister Winston Churchill, die een ziekelijke haat koesterde jegens Indiërs (“Ze zijn een beestachtig ras met een beestachtige religie”, zei hij ooit.) erkende “de onovertroffen moed van de Indiase soldaten en hun officieren”.

Acht van de tien Duitse soldaten sneuvelden aan het Russische front en het was de Russische militaire overmacht die het eens onoverwinnelijke Duitse Leger platwalste. Maar aan het Westelijke front zouden de geallieerden Berlijn niet hebben bereikt, want ze zouden zonder de Indiase soldaten te zwak zijn geweest.

Angst verlamde de Britten
In 1940 stootten de Duitsers op het Britse Expeditiekorps, dat gestationeerd was in Boulogne en Calais in Frankrijk. Meer dan 380.000 Britse soldaten zaten gekneld tussen het oprukkende Duitse leger en het Kanaal en ze zouden zijn afgeslacht als Adolf Hitler op een onverklaarbare manier de meeste soldaten niet had laten ontsnappen.

De haastige terugtrekking onder de Duitse beschietingen was het eerste teken dat niet alles in orde was in het hoofdkwartier van het Britse leger. Plundering van winkels, diefstal van brandstof en vrachtwagens waren algemeen, schrijft de krijgshistoricus Max Hastings in Winston’s War.

In 1941 volgden nederlagen in Griekenland, Kreta en Noord-Afrika. Alexander Cadogan van Buitenlandse Zaken schreef: “Onze soldaten zijn de meest pathetische amateurs, die worden ingezet tegen beroepsmilitairen.” En hij voegde eraan toe: “Ons leger is het voorwerp van spot in de wereld.”

De Britten brachten het er nog slechter van af tegen de Aziaten. In 1942 liep het Japanse leger, dat amper 25.000 soldaten telde, Malaya (het moderne Maleisië) en Singapore onder de voet, ondanks het feit dat de tegenstander over viermaal meer manschappen beschikte. Schout-bij-nacht Geoffrey Layton, opperbevelhebber van de Britse Oosterse vloot, schreef in zijn oorlogsdagboek: “Man tegen man waren onze mensen minderwaardig aan de Japanners in training en in de geestelijk eigenschappen van durf, vasthoudendheid, discipline en toewijding.”

N.S. Rajaram, een NASA-wiskundige en Indoloog, herinnert zich gesprekken van Indiase soldaten over het Britse Keizerlijk Leger. In een artikel voor Folks Magazine, haalde hij een van hen aan, nu gevestigd in Penang Maleisië: “Toen de Japanners aanvielen, vluchtten de Britten. Ze waren heel slim. Ze hadden een wonderbaar leven met bungalows en butlers en koks en dat alles, maar zodra de Japanners kwamen, liepen ze weg. En zodra ze terug in India waren, stuurden ze Goerkhas, Sikhs, Marathas en andere Indiërs om tegen de Japanners te vechten. Ze wisten dat dit veel te gevaarlijk voor hen was. Dat is de manier waarop we de onafhankelijkheid verwierven in Maleisië.”

Rajaram zegt dat niet één van deze veteranen van Wereld Oorlog II zich het gevecht met de Japanners herinnert. Ze herinneren zich slechts het weglopen.

Lee Kuan Yew, wijlen eerste minister van Singapore, bevestigt deze verklaring. In zijn memoires, The Singapore Story, beschrijft hij de Japanse invasie van Malaya en Singapore; hij was dan nog een jongeman: “In 70 dagen van verrassingen, verwarring en dwaasheden was de Britse koloniale maatschappij gebroken en samen ermee de vermeende superioriteit van de Engelsman. De Aziaten werden verondersteld te panikeren toen het schieten begon, maar ze verzetten zich manmoedig en stierven zonder hysterie.”

Volgens de verslagen van het Britse Ministerie van Oorlog waren leden van Australië’s 8ste Divisie schuldig aan plundering, verkrachting, dronkenschap, dienstweigering en zelfs moord. Eén document zegt dat een geheel bataljon van Australische troepen dat de kust moest bewaken gewoonweg was gevlucht, vrij spel gevend aan de Japanners. “De Australiërs staan bekend als narcissen, mooi om naar te kijken, maar helemaal geel”, leest het.

Je ziet het voor ogen. Hadden de Verenigde Staten niet deelgenomen aan de oorlog dat zouden de Britten de oorlog hebben uitgezeten verscholen op hun kleine eiland. En zonder India waren ze waarschijnlijk verhongerd. Het draaide erop uit dat ze de hongersnood aan India opdrongen.

Het leven was om te sterven
In 1939, bij het begin van de oorlog, telde het Indiase leger slechts iets meer dan 200.000 manschappen, genoeg om India in de ketens te houden en de Britten te beschermen tegen opstandelingen.

In 1940 was de legersterkte verhoogd tot 1.000.000. In totaal leverde India 2.581.726 leger-, marine- en luchtmachtsoldaten. Bovendien werkten 14 miljoen Indiase arbeiders de klok rond om de oorlogsfabrieken en de boerderijen draaiende te houden.

Maar hoe komt het dat zovele Indiërs zich aanmeldden om voor de Britten te werken? Was het Brits-Indiase leger werkelijk de grootste vrijwilligersstrijdmacht in de moderne geschiedenis, zoals sommige geschiedkundigen het beschrijven?

De waarheid is dat over een periode van 200 jaar Brittannië India zo verschrikkelijk arm had gemaakt dat Indiërs elke gelegenheid aangrepen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, al was het in de handel van de dood. Als soldaten konden ze tenminste wat geld opsturen naar huis in plaats van te leven met een half levensonderhoud.

De rekruteringsmethodes tijdens Wereld Oorlog I maken duidelijk dat niet iedereen zich vrijwillig aanmeldde. Er zijn verslagen dat bijvoorbeeld in Haryana de Britten de irrigatiewatervoorraden blokkeerden van degenen die niet onmiddellijk het leger vervoegden. Brutale methodes zoals “mannen naakt vóór hun vrouwvolk plaatsen” werden ook gebruikt. Of mensen werden in doornstruiken gejaagd en moesten daar gedurende uren blijven staan tot ze zeiden: “Ja, we zijn klaar voor rekrutering.”

Kayshik Roy schrijft in Expansion and Deployment of the Indian Army during World War II dat de vraag naar Indiaas personeel op een betekenisvolle manier de traditionele patronen van rekrutering had veranderd. Hier is een bericht van het Ministerie van Oorlog, gedateerd 1 maart 1943: “Rekrutering in de ‘krijgskundige klassen’ door het vooroorlogse Indiase leger droogt nu geleidelijk aan op en de maandelijkse instroom uit deze klassen is slechts voldoende om de bestaande eenheden te behouden. Elke verdere uitbreiding moet nu worden uitgevoerd met Madrassis (zuidelijke Indiërs), die voor de oorlog slechts in een bepaalde mate werden gerekruteerd.”

Zelfs India’s bijkomende militaire formaties speelden een belangrijke rol. “Vier AXIS koopvaardijschepen, vastgehouden in de neutrale Portugese haven van Goa, werden aangevallen door voormalige leden van de Indiase Ondersteunende Strijdmacht (Territoriaal Leger) gestationeerd in Calcutta”, schrijft Roy.

India’s tol was zwaar. 24.338 Indiase soldaten werden gedood in de strijd. 64.354 werden gewond en 11.754 werden vermist. Het is waarschijnlijk zo dat zonder de aanwezigheid van Indiase troepen tenminste evenveel troepen van het Britse Gemenebest zouden gesneuveld zijn. Honderdduizenden mensen van Britse oorsprong, in Australië, Nieuw-Zeeland en Canada, danken hun leven aan het ultieme offer van deze Indiërs.

Oorlogsbevoorrading
Auteur en onderzoeker Madhusree Mukerjee, die in de redactieraad zat van Scientific America, schrijft in Churchill’s Secret War: The British Empire and the Ravaging of India During World War II, dat uit de kolonie hout, woltextiel en lederwaren, evenals drievierden van haar staal en cement, werden uitgevoerd voor de verdediging van het Britse Keizerrijk; India was naast Brittannië de grootste bijdrager tot de oorlog van het Keizerrijk.”

Tijdens de oorlog leverde India 196,7 ton kolen, 6 miljoen ton ijzer en 1,12 miljoen ton staal. De Oxford Encyclopedia of Economic History, Volume 2, zegt: “35 percent van India’s jaarlijkse productie van katoentextiel of ongeveer 457.000.000.000 meter, werd gebruikt voor het maken van oorlogsmateriaal.”

Hout was een belangrijk oorlogsproduct en de uitvoer ervan leidde tot de vernietiging van India’s uitgestrekte wouden. Het Instituut voor Energiebronnen zegt: “Tijdens Wereld Oorlog I slonken de wouden dramatisch aangezien grote hoeveelheden hout werden gebruikt voor de bouw van schepen en spoorwegwagons en om te betalen voor de oorlogsinspanningen van de Britten. Wereld Oorlog II eiste nog meer van de wouden dan Wereld Oorlog I.”

De Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties is daarmee in overeenstemming: “De eerste ontbossing vond plaats kort na de opslorping in het Britse Keizerrijk. De tweede grootste ontbossing gebeurde in de 1940s met eisen van Wereld Oorlog II.” Wat de bewapening betreft, vermeldt de Oxford Encyclopedia of Economic History, Volume 2: “Tijdens Wereld Oorlog II produceerde India meer dan 50 soorten wapens en ammunitie en leverde 75 percent van zijn eigen oorlogsbehoeften.”

Dat is niet alles. Indiase koninklijke families schonken grote bedragen in cash aan de Britten. In 1941 bijvoorbeeld schonk de Nizam van Hyderabad twee Royal Air Force eskaders.

Hoe de Britten India terugbetaalden
“Terugbetalen” is hier het verkeerde woord. Grote ondankbaarheid en trouweloosheid zijn meer aangewezen. Brittannië had niet de intentie India te betalen voor haar goederen en diensten. Toen Londen besliste zijn schulden aan India slechts terug te betalen nadat de oorlog gedaan was, nam de regering, die door de Britten werd gecontroleerd, haar toevlucht tot het roekeloos drukken van meer papieren geld wat leidde tot een hoge inflatie.

De oorlog ontwrichtte ook het reeds gebroken economisch systeem. De Oxford Encyclopedia of Economic History zegt: “Tekorten en voorraadproblemen, veroorzaakt door de oorlog, remden de industrie af en ontwrichtten de binnenlandse markt van gebruiksgoederen, wat culmineerde in de Bengaalse hongersnood van 1943, die meer dan drie miljoen levens kostte.” (Sommigen schatten het echte dodental op zeven miljoen.)

Bengalen had een overvloedige oogst in 1942, maar de Britten begonnen grote hoeveelheden voedselgranen te verschepen naar Brittannië en veroorzaakten een ernstig voedseltekort in bepaalde streken, waaronder het hedendaagse West-Bengalen, Odisha, Bihar en Bangladesh.

De achtergrond van recente Britse voorstellen aan India en de Britse racistische, ongelooflijke en harteloze houding tegenover Indiërs moet worden bestudeerd en begrepen.

Toen tijdens de oorlog de dreiging van een invasie door een Nationaal Japans-Indiaas Leger (onder de leiding van Subhas Chandra Bose) groter werd, gebruikten de Britten een verschroeide aarde politiek in oostelijk India, vooral in Bengalen. Ze maakten in Bengalen alle vervoer onklaar of namen het in beslag, met inbegrip van schepen, ossenkarren, zelfs olifanten, om te beletten dat de Japanners er gebruik konden van maken.

Met het voedselgraan dat verscheept was naar de oorlogsgebieden in Europa en het verdwijnen van het Bengaalse vervoersysteem hadden de mensen geen voedsel en hadden ze ook de middelen niet om ergens anders wat geld te gaan verdienen om in hun levensonderhoud te voorzien en een beetje voedsel te kopen. In juli 1943 publiceerde de raad van Economische Oorlogvoering, een afdeling van de Amerikaanse regering, een document Indian Agriculture and Food Problems dat hongersnood voorspelde en “honderdduizenden doden door verhongering”. Op 25 augustus drukte The New York Times een telegram af van de burgemeester van Calcutta aan de president van de Verenigde Staten Franklin Roosevelt: “Acuut leed heerst in de stad Calcutta en de provincie Bengalen door een tekort aan voedsel. De bevolking is erg verzwakt en honderden sterven de hongerdood. We doen een beroep op u en op Mr. Churchill om te zorgen voor onmiddellijke verscheping van voedselgranen uit Amerika, Australië en andere landen.”

Churchills verontschuldigde zich met het argument dat de oorlog Brittannië verplichtte te handelen zoals het deed. Toen Mukerjee echter onderzoek deed voor haar boek vertelden een paar Amerikaanse historici haar “dat hij het geen nuttige keuze vond om, op het punt in de oorlog dat de situatie zo hopeloos was, India hulp te sturen”.

Dit beleid werd echter volledig opzettelijk gevoerd. “Het was niet alleen maar een opgedrongen tactiek door de oorlogsbehoeften van de Britten”, zegt de Britse auteur en academicus James Woudhuysen, “Churchill schatte India zo laag in en haatte de Indiase nationalisten zozeer dat hij hen volledig wilde uithongeren tot de dood.” Er werd beweerd dat Bengalezen liever zouden sterven van honger dan graan te eten, ondanks het feit dat graan een van de oude gewassen in Bengalen was.

Australië had graan voor India klaar om te worden verscheept en ook andere dominions boden hun hulp aan. Maar al zouden een dozijn schepen het verschil hebben gemaakt toch wees Londen alle aanbiedingen af. Een van de redenen was dat ze niet wilden toegeven dat er hongersnood heerste. Ze wilden immers vermijden dat Amerika zich kwam mengen in hun zaken in India.

Churchill was erin geslaagd Roosevelt te doen geloven dat er geen crisis was in India. Niet alleen werd er niets gedaan voor India, maar India werd gedwongen 24 miljoen dollar te storten in het VN Noodhulp en Wederopbouw Fonds. Om een idee te geven, in die tijd kostte een nieuw vliegdekschip ongeveer 6 miljoen dollar, het zou nu tenminste 3 biljoen dollar kosten.

En om het er nog eens goed in te wrijven vernietigden de Britten terwijl ze zich terugtrokken uit India een aantal luchtmacht- en verdedigingsvoorraden, die wetmatig toebehoorden aan India. Leidinggevende verdedigingsanalist Bharat Karnad rapporteert dat de Walchandnagar Aircraft Company (de voorloper van de Hindustan Aeronautics Ltd) onder contract stond om de B-241 Liberator bombers te bouwen in Bangalore. De meeste van deze vliegtuigen werden na de oorlog verscheept naar Brittannië.

Maar een aanzienlijk aantal, dat een begin van een bommenwerperbestand had kunnen vormen voor de IAF, werd moedwillig vernietigd door de vertrekkende Britten door het Maintenance Command in Kanpur door ze een na een op te takelen op grote hoogte met hun neus naar beneden en ze dan te laten vallen op de harde grond.

Het witwassen van India’s rol
De rol van India in de oorlog wordt volledig genegeerd en er zijn slechts vluchtige referenties in de officiële geschiedenis van de oorlog. Dit is om twee redenen.

Eén, de Indiërs zelf vonden dat deze soldaten vochten als huurlingen voor de Britten. En waarin ligt de glorie van te vechten voor een tiran tegen een andere tiran? Vanuit India’s oogpunt was Brittannië een grotere tiran dan Nazi Duitsland. Toen het nieuws over de slagvelden in Europa doordrong in India vierden de Indiërs elke nederlaag van de Britten en van hun rampspoed.

Ten tweede, de Britten willen de glorie niet delen. Ondanks hun povere prestaties in hun gevechten tegen de Duitsers, waren ze er zelf van overtuigd dat zij, en niet de Russen, de Nazi’s hadden verslagen. Om dezelfde reden werd het aandeel van de Russen lange tijd geminimaliseerd. Dit jaar mochten Indiërs niet deelnemen aan de Anzac Day Parade in Australië. Meer dan 76.000 Indiase soldaten sneuvelden in Wereld Oorlog I, wijl de Aussies en de Kiwis (bewoners van Australië en Nieuw-Zeeland) slechts enkele duizenden manschappen verloren. Ook hier wilden ze de Indiase verliezen niet in de schijnwerper plaatsen, want dan zouden hun eigen prestaties maar matig hebben geleken in vergelijking.

Toch zijn de offers van deze ongelooflijk dappere Indiërs, die talloze medailles voor bijzondere moed kregen, niet voor niets geweest. Soldaten die terugkeerden waren er getuige van geweest dat de Britten geen twee meter groot waren, maar in feite mannen waren met een klein hart en een nog kleiner formaat. Geïnspireerd door de bravourestukken van Bose, die een dolk van angst hadden gedreven in het hart van de Britten, waren deze Indiërs niet in de stemming om te worden geregeerd door vreemdelingen, vooral niet door racisten van kop tot teen.

De muiterij in de marine, een reeks van muiterijen in het leger en de dreigende muiterij in de luchtmacht overtuigden de Britten ervan dat het spel uit was. In hun verslagen op het einde van het Britse Keizerrijk, Vergeten Legers en Vergeten Oorlogen, zeggen de historici van de Cambridge University Tim Harper en Christopher Bayly: “Het waren Indiase soldaten, werklieden en zakenmensen die de overwinning van 1945 mogelijk maakten. Hun prijs was de snelle onafhankelijkheid van India.”